Tussendoelen spelling en interpunctie |
| Tussendoelen op weg naar 1F | Tussendoelen op weg naar 2F | Tussendoelen op weg naar 3F |
Algemeen | Leerlingen ontwikkelen een spelinggeweten: ze willen foutloos spellen. | Ze ontwikkelen een spelinggeweten: ze willen foutloos spellen. | Ze ontwikkelen een spelinggeweten: ze willen foutloos spellen. |
Ze ontwikkelen een spellingbewustzijn: ze zijn in staat hun eigen spelling te controleren en te verbeteren met behulp van kennis van spellingregels. | Ze ontwikkelen een spellingbewustzijn: ze zijn in staat hun eigen spelling te controleren en te verbeteren met behulp van kennis van spellingregels. | Ze ontwikkelen een spellingbewustzijn: ze zijn in staat hun eigen spelling te controleren en te verbeteren met behulp van kennis van spellingregels. |
Ze kennen het verschil tussen (standaard)schrijftaal en spreektaal in geschreven vorm (msn, sms) en weten in welke situatie zij schrijftaal moeten gebruiken. | Ze kennen het verschil tussen (standaard)schrijftaal en spreektaal in geschreven vorm (msn, sms) en weten in welke situatie zij schrijftaal moeten gebruiken. | Ze kennen het verschil tussen (standaard)schrijftaal en spreektaal in geschreven vorm (msn, sms) en weten in welke situatie zij schrijftaal moeten gebruiken. |
Ze weten dat spellingfouten in de maatschappij, vooral bij werkwoordspelling, zwaar worden aangerekend. | Ze weten dat spellingfouten in de maatschappij, vooral bij werkwoordspelling, zwaar worden aangerekend. | Ze weten dat spellingfouten in de maatschappij, vooral bij werkwoordspelling, zwaar worden aangerekend. |
Ze kennen in voldoende mate de principes die aan de Nederlandse spelling ten grondslag liggen, zoals het beginsel van de vormovereenkomst of de regels voor verdubbeling en verenkeling. | Ze kennen in voldoende mate de principes die aan de Nederlandse spelling ten grondslag liggen, zoals het beginsel van de vormovereenkomst of de regels voor verdubbeling en verenkeling. | Ze kennen in voldoende mate de principes die aan de Nederlandse spelling ten grondslag liggen, zoals het beginsel van de vormovereenkomst of de regels voor verdubbeling en verenkeling. |
Ze kennen de beschikbare hulpmiddelen voor spellingcontrole en gebruiken deze ook. | Ze kennen de beschikbare hulpmiddelen voor spellingcontrole en gebruiken deze ook. | Ze kennen de beschikbare hulpmiddelen voor spellingcontrole en gebruiken deze ook. |
Ze kennen de communicatieve functies van de leestekens. | Ze kennen de communicatieve functies van de leestekens. | Ze kennen de communicatieve functies van de leestekens. |
Werkwoordspelling | Leerlingen beheersen de eenvoudige regels voor de werkwoordspelling. | Ze beheersen de eenvoudige regels voor de werkwoordspelling. | Ze beheersen alle regels voor werkwoordspelling, inclusief regels voor word jij en wordt je broer en homofone persoonsvorm en voltooid deelwoord (gebeurt/gebeurd). |
Spelling andere woorden | Leerlingen zijn in staat woorden en woordsamenstellingen correct te spellen. | Ze zijn in staat woorden en woordsamenstellingen correct te spellen. | |
Ze zijn in staat leenwoorden correct te spellen. | Ze zijn in staat leenwoorden correct te spellen. | |
Ze beheersen de meeste spellingregels. | Ze beheersen de meeste spellingregels, inclusief: - meervouden na open klinker (accu’s) - meervouden na accent (cafés) - verkleinwoorden na open klinker (parapluutje) - ‘s in ‘s morgens. - stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (wollen trui) - wel of geen meervouds–n bij zelfstandig gebruikte verwijzing naar personen/niet personen (beide mannen, ze deden dat beiden). - wel of geen tussen–n in samengestelde woorden (pannenkoek) - woorden waarvan je niet kunt horen hoe ze gespeld moeten worden (mouwen, mauwen). | Ze beheersen alle spellingregels inclusief de schrijfwijze van de tussenklanken–s en –en (boordevol, krantenbericht) en het gebruik van het trema en koppelteken (tweeën en auto-ongeluk) en in moeilijke gevallen woorden aan elkaar of los van elkaar (langeafstandloper, van tevoren). |
Interpunctie | Leerlingen beheersen de meeste regels voor interpunctie. | Ze beheersen de meeste regels voor interpunctie, inclusief de hoofdletters bij eigennamen en directe rede. | Ze beheersen alle regels voor interpunctie, inclusief komma’s en dubbele punten. |