Praktijkvoorbeelden: Leeswoordenschat vergroten

Met alle lesmethodes kan gewerkt worden aan de Tussendoelen voor leeswoordenschat. De praktijkvoorbeelden op deze pagina laten zien hoe u los van een methode kunt werken aan woordenschat.

Strategieën voor het uitbreiden van woordenschat

Binnen alle methodes Nederlands wordt aandacht besteed aan het aanleren van strategieën om woordbetekenissen te achterhalen. In onderstaand schema staan de meest voorkomende strategieën die in de methodes aangeleerd worden. Het loont de moeite om ook vakdocenten kennis te laten maken met deze strategieën.

Strategieën voor het achterhalen van woordbetekenissen:

1.Vaststellen of het noodzakelijk is de betekenis van het woord te weten of dat de tekst ook zonder die betekenis begrepen kan worden.
2.De betekenis van het onbekende woord uit de context halen, door een stukje terug of  vooruit te lezen.
3.De betekenis van het onbekende woord achterhalen door het woord te analyseren. Zijn er wellicht delen van het woord wel bekend? Is er herkenning van het woord in een andere taal?
4.Wanneer de tweede en derde stap niets opleveren, zoekt de leerlingen het onbekende woord op in een woordenboek of op internet, of hij vraagt het aan een medeleerling of aan de docent.


Viertakt

Het Viertaktmodel (Verhallen & Verhallen, 1994) gaat uit van 4 fasen voor het gericht uibreiden van woordenschat:
1.Voorbewerken
2.Semantiseren
3.Consolideren
4.Controleren
In de praktijk blijft men vaak hangen bij fase 2, het semantiseren. Maar juist de overige 3 fasen zijn belangrijk om nieuwe woorden daadwerkelijk te laten beklijven in het geheugen van leerlingen.

Werken met graphic organizers en concept mapping

Werken met graphic organizers en concept mapping zijn manieren om de verschillende fasen van de Viertakt uit te voeren en zo nieuwe woorden in het vocabulaire van uw leerlingen te krijgen.

Graphic organizers

In graphic organizers kunnen leerlingen hun voorkennis over een nieuw woord (fase 1: voorbewerken) koppelen aan de betekenis van het woord (fase 2: semantiseren). Vervolgens komen leerlingen in verschillende situaties in aanraking met het nieuwe woord en kunnen ze hun graphic organizer steeds verder uitbreiden. Zo ontstaat er een heel netwerk rondom het nieuwe woord in het geheugen van de leerling. Belangrijk is om na een aantal weken nog eens te controleren of leerlingen het woord nog steeds kennen.
Voorbeeld graphic organizers (Word)
Voorbeeld graphic organizers (PDF)

Concept Mapping

Door middel van concept mapping kunnen docenten aandacht besteden aan de verschillende betekenissen van een woord in verschillende situaties. Het woord ´zuur´ kan binnen het scheikundeonderwijs een andere betekenis hebben dan in de context van het dagelijks leven. Onderstaand voorbeeld laat zien hoe concept mapping door vakdocenten ingezet kan worden.
Voorbeeld concept mapping bij scheikunde (Word)
Voorbeeld concept mapping bij scheikunde (PDF)

Selecteren van woorden

De meest lastige component van woordenschatonderwijs is het selecteren van de juiste woorden. Hierbij kunt u 3 vuistregels hanteren:

1.Nut: Kies die woorden die het merendeel van de leerlingen niet kent.
2.Frequentie: Kies hoogfrequente woorden.
3.Spreiding: Kies woorden die in verschillende contexten voorkomen.

Elke (vak)docent kan aan de hand van deze vuistregels geschikte woorden selecteren om aan te leren.

Integratie woordenschat en mondelinge taalvaardigheid

Belangrijk is om woordenschatonderwijs te integreren binnen het (vak)onderwijs. Het aanleren van losse woordbetekenissen heeft weinig zin. Veel effectiever is aanleren van woordbetekenissen in een betekenisvolle context, zoals in het voorbeeld hieronder.

Oefendebat
De leerlingen in de onderbouw werken aan de voorbereiding van een oefendebat. Het valt de docente op dat zij veel woorden die indruk kunnen maken op de toehoorders van zo’n debat, niet kennen. Het gaat om woorden als expliciteren, verklaren en beargumenteren. Dit zijn woorden die leerlingen ook vaak tegenkomen bij begrijpend lezen. De docente besluit expliciet aandacht te besteden aan de woordenschat van de leerlingen. De leerlingen maken in groepen een woordweb van woorden waarvan zij denken dat deze geschikt zijn om te gebruiken in een debat. Zij maken hierbij gebruik van de omschreven theorie over een debat in de methode. Klassikaal worden de woorden gesemantiseerd. Vervolgens oefenen de leerlingen hun debatten. De jury let uitdrukkelijk op het gebruik van de moeilijke woorden.


Discussievragen

  • Op welke manier besteedt u aandacht aan het vergroten van de woordenschat van uw leerlingen?
  • Hoe zorgt u voor beklijving van nieuwe woorden in het geheugen van uw leerlingen?
  • Waar baseert u de selectie van woorden die u aanleert op? Heeft u het gevoel dat u de juiste woorden selecteert?
  • Hoe kunt u binnen uw school het schoolbreed werken aan woordenschat verbeteren?