Fictie lezen

Fictie lezen in het voortgezet onderwijs

In veel methodes Nederlands zit het lezen van fictie verwerkt. Maar binnen het vo kan ook buiten de methode gewerkt worden aan de Tussendoelen voor fictie lezen.

Tussendoelen fictie lezen

Tussendoelen fictie lezen

 

Tussendoelen op weg naar 1F

Tussendoelen op weg naar 2F

Tussendoelen op weg naar 3F

Algemeen

Leerlingen beseffen en ervaren dat het lezen van fictie belangrijk, leerzaam en plezierig is.

Ze beseffen en ervaren dat het lezen van fictie belangrijk, leerzaam en plezierig is.

Ze beseffen en ervaren dat het lezen van fictie belangrijk, leerzaam en plezierig is.

 

Ze leggen uit over welke thema’s ze graag lezen en welke genres hun voorkeur hebben.

Ze leggen uit over welke thema’s ze graag lezen en welke genres hun voorkeur hebben.

Begrijpen van verhalen

(en romans) en gedichten

Leerlingen herkennen basale structuurelementen zoals de wisselingen van tijd en plaats.

Ze herkennen basale structuurelementen zoals de wisselingen van tijd en plaats.

 

Ze herkennen structuurelementen zoals de wisselingen van tijd en plaats en de opbouw van spanning.

 

 

Ze herkennen eenvoudige vertelprocedés zoals het afwisselen tussen twee verhaallijnen.

Ze leven mee met de personages.

Ze beschrijven het denken, voelen en handelen van de personages.

Ze beschrijven het denken, voelen en handelen van de personages.

Ze leggen uit hoe de hoofdpersoon zich voelt.

Ze beschrijven de ontwikkeling van de hoofdpersoon.

Ze beschrijven de ontwikkeling van de hoofdpersoon.

Ze vertellen verhaalfragmenten na of vatten ze samen.

Ze beschrijven de verwikkeling of een situatie uit het verhaal of de roman.

Ze beschrijven de verwikkeling of een situatie uit het verhaal of de roman.

 

Ze vertellen het verhaal chronologisch na.

Ze vertellen het verhaal chronologisch na.

 

Ze herkennen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Ze herkennen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

 

 

Ze herkennen veelvoorkomende stijlfiguren.

Ze herkennen rijm en versvormen.

Ze herkennen rijm en versvormen.

Ze herkennen rijm en versvormen.

 

Ze herkennen eenvoudige dichttechnische procedés zoals enjambement en eenvoudige metaforen.

Ze herkennen dichttechnische procedés.

Ze parafraseren gedichten of vatten ze samen.

Ze parafraseren gedichten of vatten ze samen.

Ze parafraseren gedichten of vatten ze samen.

Interpreteren

Leerlingen leggen relaties tussen de fictionele tekst en de werkelijkheid.

Ze bepalen in welke mate de personages realistisch en herkenbaar zijn.

Ze bepalen in welke mate de personages realistisch en herkenbaar zijn.

Ze herkennen het onderwerp.

Ze benoemen het onderwerp.

Ze benoemen het thema.

 

 

Ze leggen uit hoe het thema wordt uitgewerkt in de tekst.

Ze herkennen verschillende emoties in de tekst, zoals boosheid, blijdschap en verdriet.

Ze typeren personages, zowel innerlijk als uiterlijk.

Ze typeren personages, zowel innerlijk als uiterlijk.

 

 

Ze benoemen expliciete motieven van de personages.

 

 

Ze geven betekenis aan eenvoudige symbolen.

Ze wijzen spannende, humoristische of dramatische passages in de tekst aan.

Ze typeren delen van de tekst als spannend, humoristisch, dramatisch of realistisch.

Ze typeren delen van de tekst als spannend, humoristisch, dramatisch of realistisch.

Evalueren

Leerlingen beoordelen teksten met emotionele argumenten.

Ze beoordelen teksten met emotionele en realistische argumenten.

Ze beoordelen soms de tekst met cognitieve of morele argumenten naast emotionele en realistische argumenten.

Ze wisselen leeservaringen uit met medeleerlingen.

Ze wisselen leeservaringen uit met medeleerlingen.

Ze wisselen leeservaringen uit met medeleerlingen.

 

Ze discussiëren over bepaalde kwesties uit de tekst die hen interesseren of die herkenbaar zijn.

Ze discussiëren over bepaalde kwesties uit de tekst die hen interesseren of die herkenbaar zijn.

 

Printversie Tussendoelen Fictie lezen