Genre

Roman

Betoog

Historisch verslag

Doel

Vermaken

 

Overtuigen

Informeren of verklaren

Tekststructuur

Omvangrijke teksten; serie van gebeurtenissen rondom één of meer hoofdpersonen.

Ervaringen en gevoelens van de hoofdpersonen worden beschreven.

Probleem/complicatie, eventueel oplossing.

Inleiding met stelling.

Argumenten voor de stelling met toelichting.

Eventueel argumenten tegen de stelling met weerlegging.

Conclusie, herhalen van de stelling

Gedetailleerde beschrijving van een gebeurtenis, zoeken naar mogelijke verklaringen voor die gebeurtenis en beschrijven van de gevolgen van die gebeurtenis.

Verbindingswoorden

Signaalwoorden voor tijd (op een dag, later, er was eens, daarna, aan het einde) en plaats.

Signaalwoorden voor opsomming (en, ook, daarnaast, bovendien), tegenstelling (maar, echter) en conclusie (dus, kortom, samenvattend).

Signaalwoorden voor chronologische opsomming (en toen, vervolgens, daarna) en signaalwoorden voor oorzaak en gevolg (omdat, daardoor).

Andere talige kenmerken/

taalgebruik

Aandacht voor details, beschrijvende woorden. De werkelijkheid wordt mooier of dramatischer voorgesteld dan deze is.

Dialogen en de directe rede; bevat werkwoorden als zeggen, voelen of denken.

Aandacht voor eigen mening van de schrijver (ik vind, ik ben ervan overtuigd, mijn mening is), maar ook aandacht voor feiten om de lezer te overtuigen van de juistheid van de stelling.

Vaak geschreven in de verleden tijd. Gebruik van veel bijvoeglijke naamwoorden om gedetailleerde beschrijving te geven.