Praktijkvoorbeelden: Stimuleren van fictie lezen

Positieve leeservaringen

Bij fictie lezen gaat het erom dat de leerling een positieve leeservaring opdoet. Daarom is het van belang dat een leerling zelf een weloverwogen boekkeuze (onder begeleiding van de docent) maakt en dat elke leerling de kans krijgt een boek op zijn niveau te lezen. Tevens is het van belang dat leerlingen positieve leeservaringen van elkaar horen, bijvoorbeeld in de vorm van een reclameboodschap, een discussie, een leeslogboek, etc. Interactie over gelezen boeken is van essentieel belang voor het maken van een goede boekkeuze en voor het opdoen van positieve leeservaringen.

Factoren die volgens Witte (2008) de ontwikkeling van fictie lezen bij leerlingen in het voortgezet onderwijs bevorderen, hebben onder andere te maken met het soort opdrachten die leerlingen maken bij een leesboek. Volgens Witte moeten opdrachten boekspecifiek zijn zodat leerlingen op een bepaald spoor gezet kunnen worden en zo het boek beter begrijpen. Daarnaast moeten opdrachten bij leesboeken afgestemd zijn op het niveau van de leerling, oftewel, op het Tussendoel waaraan de leerling werkt. Ten slotte zouden opdrachten zogenaamde cognitieve conflicten moeten veroorzaken bij leerlingen waarmee bedoeld wordt dat ze aan het denken gezet worden over het onderwerp, zich een mening vormen en (meer) geïnteresseerd raken om verder te lezen.

Leesdossier

Een manier om leerlingen hun leeservaringen vast te laten leggen, is een leesdossier. Hierin kunnen leerlingen alle opdrachten en verslagen die ze ooit rondom fictieboeken gemaakt hebben, bewaren.